
Jurisprudentie
AE7127
Datum uitspraak2001-06-27
Datum gepubliceerd2002-09-03
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200102908/2
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-09-03
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200102908/2
Statusgepubliceerd
Uitspraak
Raad
van State
200102908/2.
Datum uitspraak: 27 juni 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling van de Raad van State, met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening hangende het hoger beroep van:
[verzoeker],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 7 juni 2001 in het geding tussen:
verzoeker
en
de Staatssecretaris van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 mei 2001 heeft de Staatssecretaris van Justitie een aanvraag van verzoeker om hem een verblijfsvergunning te verlenen afgewezen.
Bij uitspraak van 7 juni 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 12 juni 2001, bij de Raad van State binnengekomen op 12 juni 2001, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 12 juni 2001, bij de Raad van State ingekomen op 12 juni 2001, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
2. Overwegingen
2.1. Met het verzoek beoogt verzoeker zijn uitzetting gedurende de behandeling van het hoger beroep te voorkomen.
2.2. Gelet op de stukken is niet op voorhand buiten twijfel dat de Afdeling de aangevallen uitspraak in stand zal laten. De Afdeling zal het hoger beroep op korte termijn ter zitting behandelen. Nu voorts is gebleken van een spoedeisend belang als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, bestaat grond om de navolgende voorlopige voorziening te treffen.
2.3. Het verzoek dient als kennelijk gegrond te worden toegewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Rechtdoende in naam der Koningin:
treft de voorlopige voorziening dat verzoeker de beslissing op het door hem ingediende hoger beroep hier te lande mag afwachten.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.W. Mackenzie, ambtenaar van Staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Mackenzie
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2001
44-358.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift
de Secretaris van de Raad van State
voor deze,

